Vetkruid staat in veel tuinen. Sedum spectabile is de volledige naam van deze plant. De bekendste Sedum is Sedum Spectabile (Herbstfreude) die vanaf het voorjaar met een soort bloemkoolblad-grijs boven de grond komt. Deze Sedum heeft ovaal, getand blad en lijkt ontzettend veel op Sedum telephium, die in het Nederlands hemelsleutel wordt genoemd. Vooral de soorten met roodachtig blad, bloem en bloemsteel zijn mooi en prachtig in combinatie met siergrassen en andere vaste planten.
In september tot en met oktober vormt de bloeiende plant een hoogtepunt in de border. Vlinders, hommels en bijen vliegen af en aan tijdens de bloei voor de laatste mogelijkheid om nectar te verzamelen. En voor wie dit allemaal nog niet genoeg schouwspel oplevert: schildpadden zijn verzot op het sappige en malse blad van vetkruid. Een heel bijzonder schouwspel leveren de uitgebloeide schermen op wanneer ze bedekt zijn met een laagje rijp of sneeuw. Groeit op alle grondsoorten, maar liever toch voldoende kalkrijk. Liefst volle zon maar verdraagt ook lichte schaduw.
De plant wordt 40 - 60 cm hoog. De witte, vaalroze tot bruinrode, hermafrodiete bloemen groeien in een vertakt plat scherm, dat bij nadere bestudering een platte tuil is. Deze platte tuil wordt tot 20 cm breed. De bloeiperiode valt in augustus, september en oktober. De bladeren zijn lepelvormig, vlezig en getand tot gaafrandig.
Vetkruid wordt na de bloei of aan het eind van het najaar niet afgeknipt. De stengels met bladeren en bloemen laten we de winter overstaan. Pas in het voorjaar, als de nieuwe ogen aan de voet van de plant zijn te zien, worden de oude stengels afgeknipt. Vermeerderen door delen, stekken, ook bladstek is mogelijk. Sedum is niet moeilijk te vermeerderen. Vaak is het al genoeg om een bladtoefje in de aarde te steken en in het begin wat extra water te geven. Al snel zal het plantje gaan wortelen. Woont u aan de kust en wil er bijna niks groeien? Dan is Sedum een uitkomst. De bloemen kunt u gebruiken in een droogboeket of als snijbloem.
Hemelsleutel behoort tot de afweerkruiden waarvan in de middeleeuwen werd aangenomen dat ze zouden beschermen tegen boze geesten en heksen.
De Atalanta (Vanessa atalanta) of Admiraalsvlinder is een van de meest voorkomende dagvlinders in Nederland en heeft een spanwijdte van 64 mm.
De Atalanta is gemakkelijk te herkennen: een zwarte vlinder met twee rode banen op zijn vleugels en bovenaan wat witte vlekken.
Men kan deze vlinder vrijwel overal tegenkomen, tot meer dan 2000 meter hoogte in de Alpen. Ze overwinteren in Zuid-Europa en trekken in het voorjaar naar het noorden. De vliegtijd is van mei tot oktober.
Ze leven vooral van nectar, maar ook wel van boomsappen en rottend fruit.
De dagpauwoog (Inachis io) is een dagvlinder en in Nederland en België de bekendste soort uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De dagpauwoog is een van de bekendste en geliefdste vlinders door zijn grootte, afstekende kleuren en oogvlekken, gracieuze vlucht en vrij algemene voorkomen.
De bovenzijde van de vleugels is oranjerood, met smalle donkerbruine vleugelranden. De bovenste vleugelrand is zwart met van de basis tot het midden een smalle strook witte strepen die doen denken aan een zebra-motief. Zowel de bovenste als de onderste vleugel heeft in de bovenste buitenhoek een grote oogvlek die bestaat uit witte, blauwe en paarse kleuren op een zwarte achtergrond, maar er is wel enige variatie.
De vlinder heeft geen echte voorkeur voor een bepaald leefgebied, als het maar zonnig is en er bloemen zijn om nectar uit te zuigen. Daarom is de soort vooral te vinden in graslanden en bloemvelden, maar ook tuinen worden veel bezocht. Wanneer de vlinder zich bedreigd voelt opent hij zijn vleugels, waarbij de ogen zichtbaar worden, om vijanden af te schrikken. De vleugels raken snel beschadigd, de vlinder is schuw en vliegt weg als een potentiële vijand dichterbij komt.
De gehakkelde Aurelia is herkenbaar aan zijn gekartelde vleugels en de witte letter C op de onderkant van zijn achtervleugels.
Twee keer per jaar kun je hem overal in het land vinden. Vaak is hij te vinden langs bosranden en bospaden en op open plekken. Bij de inhammen aan de bosrand zit hij het liefste omdat daar meer beschutting is en een hogee temperatuur zodat hij lekker kan gaan zonnen.
In tuinen en parken vindt je hem ook terug op beschutte plekjes, zoals bij ons op de Sedum. Als je brandnetels in je tuin hebt, is de kans groot dat daar ook de gekantelde Aurelia komt. Het vrouwtje legt in juni haar eieren elk apart op het blad van de brandnetel of de hop. Uit de eieren komen hele mooie rupsen: zwart met oranje stekels en een witte vlek. Misschien kun je de rups van de gehakkelde aurelia zelf ook vinden.